Anatomie van het hart en vaatstelsel

Het hart en vaatstelsel of de bloedsomloop is een gesloten systeem dat voor de circulatie van het bloed doorheen het lichaam zorgt. De circulatie loopt in 1 richting. Men kan het hart- en vaatstelsel indelen in de grote bloedsomloop, de kleine bloedsomloop en het hart:

Hart

anatomie hart
1. Rechter atrium, 2. Linker atrium, 3. Vena cava superior, 4. Aorta, 5. Arteria pulmonalis, 6. Vena pulmonalis, 7. Mitralisklep, 8. Aortaklep, 9. Linker ventrikel, 10. Rechter ventrikel, 11. Vena cava inferior 12. Tricuspidalisklep, 13. Pulmonalisklep

Het hart is een grote spier en doet dienst als pomp om het bloed doorheen het lichaam te stuwen. Het hart heeft de vorm van een omgekeerde peer: vanboven een brede basis die uitloop in een punt (apex).

Hartspier

De hartspier wordt het myocard genoemd. Het hartspierweefsel is een van 3 types van spieren in ons lichaam, naast het weefsel van de skeletspieren (dwarsgestreept spierweefsel) en het glad spierweefsel dat oa. voor de bewegingen in de darmen zorgt.

Het hartspierweefsel wordt aan de binnenkant - in de hartkamers - afgelijnd door het endocard en omgeven door het hartzakje of pericard.

Kamers

Het hart bestaat uit 4 kamers: 2 voorkamers, boezems of atria en 2 kamers of ventrikels. Uit de ventrikels ontspringen de grote arteriën of slagaders en in de atria komen de grote aders of venen aan:

  • linkeratrium: ontvangt het zuurstofrijke bloed van de kleine bloedsomloop (de longen) en stuwt het in de linkerventrikel
  • linkerventrikel: ontvangt het bloed van het linkeratrium en stuwt het in de aorta (grote bloedsomloop)
  • rechteratrium: ontvangt het zuurstofarme bloed van de grote bloedsomloop en stuwt het in de rechterventrikel
  • rechterventrikel: ontvangt het bloed van het rechteratrium en stuwt het in de longslagader (kleine bloedsomloop)

Vaak maakt men een onderscheid tussen de linkerzijde - met het linker atrium en de linker ventrikel - en de rechterzijde - met het rechter atrium en de rechter ventrikel.

Kleppen

Het hart bevat bovendien 4 belangrijke kleppen die ervoor zorgen dat het bloed maar in één richting vloeit. De kleppen hangen vast aan bindweefselstrengen die het doorslaan beletten: de chordae tendineae:

  • 2 atrioventriculaire kleppen tussen atria en ventrikels:
    • tricuspidalisklep: tussen rechteratrium en rechterventrikel
    • mitralisklep: tussen linkeratrium en linkerventrikel
  • 2 slagaderkleppen of halvemaanvormige kleppen:
    • pulmonalisklep of longslagaderklep: tussen de rechterventrikel en de longslagader
    • aortaklep of lichaamsslagaderklep: tussen de linkerkamer en de lichaamsslagader

Kransslagaders

Het hart is zelf een sterk doorbloed orgaan. De bloedvaten die het hart van de nodige voedingsstoffen en zuurstof voorzien noemt men de kransslagaders, coronaire vaten of kortweg coronairen. Deze bloedvaten ontspringen uit de aorta, net na de aortaklep.

We hebben 2 kransslagaders: een linker en een rechter. Sommige mensen hebben zelfs een derde kransslagader.

Tijdens het samentrekken van de hartspier worden de kransslagaders tijdelijk dichtgedrukt. De bevloeiing van het hart ligt dan tijdelijk stil.

Het hart is een sterk bezenuwd orgaan: het bevat 2 zenuwknopen - de sinusknoop en de atrioventriculaire knoop en een netwerk van zenuwbanen: de Bundel van His en de Purkinje-vezels.

Grote Bloedsomloop

anatomie bloedsomloop
Grote bloedsomloop: arteriën (in het rood) voeren zuurstofrijk bloed van het hart naar de weefsels, de venen (blauw) voeren zuurstofarm bloed terug van de weefsels naar het hart.
Kleine bloedsomloop: longarteriën voeren zuurstofarm bloed naar de longen, de longvenen voeren het zuurstofrijke bloed van de longen naar het hart.
  • De aorta of de grote lichaamsslagader: ontspringt uit de rechterventrikel van het hart en loopt naar boven (aorta ascendens), maakt een bocht (arcus aortae - aortaboog) en loopt dan langs de ruggengraat naar beneden (aorta descendens).
  • De slagaders of arteriën: stevige en elastische bloedvaten die het bloed van de aorta naar de perifere weefsels voeren
  • De arteriolen: kleine slagaders die het bloed uit de arteriën naar de organen leiden en die kunnen samentrekken dankzij spiercellen in hun wand.
  • De haarvaten of capillairen: in de organen stroomt het bloed zeer traag in deze haarvaten met een zeer dunne wand. Haarvaten laten toe voedingstoffen, zuurstof en afvalstoffen uit te wisselen met de weefsels
  • Venulen: kleine aders die het bloed uit de capillairen opvangen en naar de grote aders voeren. In de venulen wordt CO2 uit de weefsels opgenomen.
  • Aders of venen: grote opvangvaten met een slappe wand. De venen ontvangen het zuurstofarme bloed uit de weefsels en leiden het terug naar het hart. De venen hebben een slappe wand waardoor ze sterk kunnen uitzetten om zo als reservoir voor bloed te dienen.
  • De venen monden uit in de vena cava of holle ader die uit 2 delen bestaat: de vena cava inferior ontvangt het bloed uit de onderste lichaamsdelen, de vena cava superior ontvangt het bloed uit de bovenste lichaamshelft. De vena cava stuurt het bloed terug naar het rechter atrium van het hart

Kleine Bloedsomloop

De kleine bloedsomloop ontspringt ook uit het hart:

  • Arteria pulmonalis of longslagader: ontspringt uit de rechterventrikel van het hart en loopt voert bloed naar de longen.
  • Via longarteriolen -> longcapillairen ->longvenulen loopt het bloed naar:
  • Vena pulmonalis of longader: deze voert het bloed terug naar het linkeratrium van het hart.